« Terug

Geelgors

Details

Categorie Gorzen
Wetenschappelijke naam Emberiza citrinella
Opmerkingen
Bron 2, 5, 6, 7, 13, 16
Link http://nl.wikipedia.org/wiki/Geelgors
Bijzonderheden

Als je de geelgors hoort tijdens zijn balts, roept het zeer lenteachtige gevoelens op. Met enige fantasie kun je gedurende de tonenvolgorde de eerste strofen van de 5e symfonie van Beethoven interpreteren.

Prachtig, probeer ook eens tijdens je wandeltocht op de heide dit fluitende vogeltje te spotten, het genot wordt nog intenser. Ik kan er van mee praten, om nooit meer te vergeten. De geelgors is vooral standvogel, maar de Scandinavische vogels komen wel vaak hier de winter doorbrengen. Ze zwermen ‘s winters veelal in groepen samen met andere vogels.

Met zijn citroengele kop, olijfgroene en roodachtige borst, geelachtig met een rossige stuit is het een redelijk opvallende vogel. Het vogeltje is 15 tot 17 cm van kop tot staart. Je kunt het vergelijken met de grootte van een huismus.

De vogel voelt zich thuis in een gebied met houtwallen, meidoornhagen, graanveldjes en ruigtes, maar ook langs heidevelden en in het open bos kunnen we hem en haar aantreffen.
Het nest zit verborgen op de grond tussen gras en de kruidenvegetatie tegen een struik of in de rand van wat hogere begroeiing zoals een heg, padkant of groepstruiken of jonge boompjes. Maar soms vind je het nest (wat door het vrouwtje alleen gebouwd wordt van halmen paardenharen e.d.) meestal vlak boven de grond maar ook in een dichte struik tot 50 cm hoog. Loslopende en struinende honden zijn een ramp voor deze bodembroeders.
De broedtijd begint eind april en meestal worden twee tot drie legsels met 3 tot 5 eieren grootgebracht.
Je kunt duidelijk zien dat het een zaadeter is, stompe, forse snavel om zaden open te breken om zo de voedselrijke inhoud op te nemen. Ze eten dus verschillende zaden, maar ’s zomers ook insecten, spinnen en miljoenpoten.

Op de Gorsselse Heide zijn in 2013 12 territoria vastgesteld door Vogelwerkgroep “De IJsselstreek”. Vanaf 1983 hebben er op de heide regelmatig tellingen plaatsgevonden. Het geeft duidelijk aan dat het aantal broedvogels redelijk stabiel is. Het gemiddelde aantal van deze heidevogel komt op 13,5 van 13 jaarlijkse tellingen.

De Geelgors broedt zowel langs de randen van de centrale heide als in de buitenrand van het gebied, op de grens van bos en agrarisch gebied, waar we ook zandpaden aantreffen. Hij lijkt dus een duidelijke voorkeur voor “overgangen” te hebben van bos naar open ruimte. Het is in het vroege voorjaar meermalen opgevallen dat de vogels van de heideterritoria naar het agrarisch buitengebied vlogen om te foerageren. Blijkbaar is er in deze tijd nog niet voldoende voedsel op de heide te vinden. Dit geeft aan dat de “heide”populatie ook in het broedseizoen deels afhankelijk is van het agrarisch buitengebied rond het terrein. Het rapport uit 1984 vermeldt nog 4 broedparen in de toendertijd nog jonge lariksaanplant aan de westzijde van de heide.
Uit de telgegevens blijkt dat de Geelgors populatie de laatste 10-15 jaar redelijk stabiel is met 12-14 broedparen. In de laatste decennia van de vorige eeuw was de soort vermoedelijk iets talrijker en kwamen er jaren voor met uitschieters van rond de 20 broedparen.
Geelgorzen doen het ook landelijk gezien nog redelijk goed in open natuurgebieden op de zandgronden, maar uitgesproken slecht in het agrarisch gebied, waar ze juist vroeger algemeen waren.
Met dank aan Piet Schermerhorn (Vogelwerkgroep “De IJsselstreek”) en Sovon. Foto: Frens Westenbrink 10 juli 2015.